Chevalier de la Barre had geweigerd zijn hoofddeksel af te nemen toen de processie langsliep...
In Abbeville op de pont d’Abbeville stond een kruisbeeld.
Op 9 augustus 1765 ontdekken soldaten dat het kruisbeeld zwaar beschadigd is door een zwaard. Dezelfde dag ontdekken andere inwoners dat een beeld van Christus op het kerkhof van Abbeville is besmeurd met drek, menselijke uitwerpselen en slachtafval.
In dit provinciestadje waar zelden iets gebeurd is dit het gespreksonderwerp van de dag. Algauw worden deze ‘misdaden’ in verband gebracht met wat jongeren, die weigerden om hun hoed af te nemen voor de processie van het Heilige Sacrament. Anderen hadden gehoord hoe de drie anti-religieuze liederen hadden gezongen. De bisschop van Amiens houdt in zijn kathedraal een mis om de zonden van de jongens die bij naam worden genoemd te laten vergeven: de deerste is de Chevalier de la Barre, een twintigjarige weesjongen, De Chevalier heeft de titel van Ridder geërfd van zijn overgrootvader die gouverneur was van la Nouvelle France, Quebec Canada, van zijn grootvader die luitenant generaal was van de koninklijke troepen en van zijn vader die het familiefortuin verbraste alvorens zelf te sterven toen de jonge Chevalier nog maar zeventien was.
Verder ook een zekere Moisnel, amper vijftien jaar, leerling officier en een andere vijftienjarige Gaillard d’Etallonde, zoon van een voorname rechter. Ook de zoon van de burgemeester van Abbeville, Pierre Nicolas DUval de Soicourt wordt genoemd als medeplichtige maar zijn naam wordt door de bisschop niet genoemd.
Als de overheden de jongens willen spreken, blijkt d’Etallonde verdwenen, op reis naar Pruisen zeggen zijn ouders. De twee anderen worden wel opgepakt en verhoord met de onzachte methodes die in die tijd gebruikelijk waren: de vijftienjarige Moisnel en de Chevalier de la Barre. Moisnel zal vlug alle beschuldigingen bevestigen, maar de Chevalier la Barre blijft ontkennen.
Moisnel komt er goedkoop van af, dankzij zijn jonge leeftijd en zijn bekentenissen, maar voor de Chevalier is er geen enkele vorm van gratie. Hij wordt door de rechtbank schuldig bevonden aan goddeloosheid, blasfemie en aan de meest verwerpelijke heiligschennis.” De rechtbank van Abbeville veroordeelt hem tot de dood.
De officiele akte vermeld dat de genaamde Chevalier de la Barre “op minder dan 25 passen van een processie was langs gekomen en had geweigerd zijn hoofddeksel af te nemen, dat hij geweigerd had om te knielen en dat hij rechtstaand met hoed een blasfemisch lied had gezongen. Hij had bovendien staan zwaaien met oneerbare boeken, zoals de ‘Dictionnaire Philosophique’ van de heer Voltaire.
De la Barre gaat in beroep, maar het parlement van Parijs bevestigt de veroordeling. En hoewel daarna verschillende hoge heren (waaronder ook de bisschop van Amiens) bij de koning Louis XV aandringen op het verlenen van gratie, maar het kan niet baten.
Op 1 juli 1766 sterft hij. Eerst moet hij nog ‘la question' ondergaan: een foltering waarbij zijn onderste ledematen worden gebroken, zijn tong wordt uitgerukt. Daarna wordt hij naar het marktplein van Abbeville gebracht voor de onthoofding onder het zwaard van de beul Sanson. Na de onthoofding, de straf voor edele heren, wordt zijn lichaam verbrand samen met een exemplaar van de Dictionnaire Philosophique van Voltaire.
Voltaire zelf zal lange tijd weigeren te reageren op de zaak, maar met de executie van de jonge chevalier in zicht neemt hij het woord. Hij zal de hele rechtsgang van het proces tegen de la Barre ontkrachten, duidelijk maken dat de hele zaak enkel gebasseerd is op geruchten en bekentenissen verkregen onder foltering en dat het vooral gaat om de wraak van de katholieken tegen zijn generatie van filosofen. Hij kan ook aantonen dat de Chevalier een alibi had voor de nacht waarop het kruis en het christusbeeld zijn onteerd. Maar bovenal zal Voltaire zich in een geschrift uitlaten over het feit dat de provocatie van wat jongeren aan het adres van de kerk voldoende is om hen de meest gruwelijke folteringen en executie te laten ondergaan.
Moisnel wordt dus vrijgelaten, Gaillard d’Etallonde wordt officier in het Pruissische leger, maar voor de Chevalier is het te laat. In de nasleep moet burgemeester Duval de Soicourt van Abbeville zelfs ontslag nemen.
De Chevalier de la Barre zal na zijn dood uitgroeien tot een voorbeeld van de onrechtvaardigheid van het rechtsysteem van het Ancien Regime en van het machtsmisbruik van de Katholieke kerk. In november 1793 wordt de Chevalier de la Barre in eer hersteld. De chevalier is de laatste in Frankrijk veroordeeld wegens blasfemie.
Begin 1900 zweert de Franse republiek bij de “laïcité”, er moet een duidelijk onderscheid zijn tussen kerk en staat. Staatsaangelegenheden en religieuze zaken moeten gescheiden blijven. De zaak van de Chevalier wordt hierbij gebruikt als voorbeeldcase. De zaak toont aan hoe onrechtvaardig het gerecht wordt als de kerk zich ermee moeit.
Een eerste versie van een standbeeld toont de Chevalier bij zijn veroordeling met het boek van Voltaire aan zijn voeten, het stond recht voor de basiliek van de Sacre Coeur in Parijs en werd er neergezet in 1905, het jaar van de wet op de splitsing van Kerk en Staat. Dit beeld wordt in 1941 door de Duitsers hersmolten om kogels mee te maken. Een tweede versie uit 2001 staat iets discreter in een parkje op de zijkant van de Sacre Coeur op dezelfde sokkel als zijn voorganger uit 1905.
In Abbeville staat ook een gedenksteen voor de Chevalier die dateert uit 1907. Daarop is vooral de onmenselijke foltering van de jongeman te zien. Het werd nog recent in 2013 door ultrakatholieken beklad.
Eigen Foto - standbeeld Nadar Square Montmartre Paris |