Iemand was Louis Braille voor:VALENTIN HAÜY (1745-1822)

Dit jaar (2024) is het 240 jaar geleden dat de Fransman, Valentin Haüy, een zeer bescheiden aanvang maakte met wat nadien uitgroeide tot ’s werelds eerste blindeninstituut, het huidige “Institut National des Jeunes Aveugles” te Parijs. Hij en die andere Fransman, Charles Barbier, moeten we overigens beschouwen als wegbereiders van Louis Braille, de uitvinder van het geniale blindenschrift dat zijn naam draagt. Een bepaald feit in zijn leven had Valentin Haüy bijzonder getroffen. Hij was getuige geweest van een vreemd schouwspel op een Parijse jaarmarkt, de “Foire St.-Ovide”. Een vindingrijk, maar weinig scrupuleus uitbater van een drinktent had voor het vermaak van zijn klanten een tiental bewoners van het blindentehuis van de “Quinze-Vingt” aangeworven. Hij had hen in een groteske kledij gestoken met gekke hoeden, kartonnen brillen en dies meer, en op een podium geplaatst. Daar brachten ze tot jolijt van de aanwezigen, bij overbodig kaarslicht en voor nutteloze muziekpartituren, op hun violen een verschrikkelijke kattenmuziek ten gehore. Valentin Haüy was ontsteld en diep verontwaardigd door dit zielig vertoon. Hadden de blinden dan geen recht op waardering? En bij hem groeide het verlangen om de blinden in staat te stellen een harmonisch concert te geven en bij de andere mensen aanzien te verwerven. Maar daarvoor moesten de blinden leren lezen en schrijven. Dit feit wordt doorgaans gesitueerd in september 1771. Valentin Haüy, geboren op 13 november 1745 te St.-Just-en-Chaussée in het zuiden van Picardië, was toen nog geen 26 jaar oud en werkte op dat ogenblik als vertaler. Zijn vader was wever en had zich in 1751 met zijn gezin te Parijs gevestigd. René-Just, de 32 maanden oudere broer van Valentin, zou later priester en een befaamd geleerde worden. Hij was mineraloog en is o.m. de schepper geweest van de kristallografie of leer der kristalvormen. Valentin van zijn kant voelde zich voornamelijk aangetrokken tot de talen. Naast Latijn, Grieks en Hebreeuws studeerde hij ook een tiental levende talen. Hij specialiseerde zich bovendien in het ontcijferen van oude handschriften, Franse en vreemde, en van geheimschriften. Deze interesse, zijn menslievend karakter en het schouwspel op de “Foire St.-Ovide” hebben hem ertoe gebracht te gaan zoeken naar een systeem, waarmee de blinden zouden kunnen lezen. Hij was op de hoogte van de verwezenlijkingen van Abbé de l’Epée voor de doven. Deze had voor hen nl. een handalfabet bedacht en in 1760 te Parijs de eerste school voor doven opgericht. Valentin Haüy wou nu iets gelijkaardigs doen voor de blinden. Aanvankelijk ontbrak het hem aan geld om een eigen school te beginnen. In afwachting trachtte hij zoveel mogelijk over prestaties van afzonderlijke blinden te weten te komen. Zo kwam hij dan in contact met de jonge, Weense blinde, Maria Theresia von Paradis. In 1784 was deze begaafde jongedame te Parijs, waar ze in het openbaar en in de salons als zangeres optrad en klavecimbel speelde. Van 31 mei 1784 dateert de ontmoeting van Valentin Haüy met de jonge, blinde bedelaar, François Lesueur. Getroffen door de opmerkingsgave en de intelligentie van de knaap, besloot Haüy hem te leren lezen. Op dat ogenblik heeft het moderne blindenonderwijs een aanvang genomen. Haüy liet losse letters vervaardigen, in de aard van de letters waarmee drukkers hun teksten zetten, maar dan niet in spiegelbeeld. Daarmee leerde Lesueur lezen en zelf zinnen maken. Hij leerde ook de eerste begrippen van de spelling en door cijfers in een bakje te schikken, kende hij weldra de vier rekenkundige bewerkingen. In september van dat jaar deelde Haüy het behaalde succes mee in “Le Journal de Paris” en op 18 november gaf hij met zijn leerling een demonstratie voor het “Bureau Académique des Écritures”. Lesueur las en rekende. Hij herkende de landen op een reliëfkaart en kon zeggen wat andere reliëffiguren die men hem onder de vingers schoof, voorstelden. Het bewijs was geleverd, dat blinden voor onderwijs vatbaar waren. In januari 1785 werd Haüy benoemd tot lid van de “Société Philanthropique”, die hem dan het onderwijs van haar 12 blinde beschermelingen toevertrouwde. De “Société Philanthropique” zorgde voor de nodige geldmiddelen. Het leerlingenaantal steeg, er kwam een internaat bij en de leerlingen kregen een keurig uniform. De school werd uitgenodigd, met haar koor en orkest uitvoeringen te geven in kerken en mee op te stappen in processies. De leerlingen leerden lezen met verhoogde drukletters, zij musiceerden en konden voor het merendeel zeer goed rekenen. Maar intussen werd het 1789 en kwam de Franse Revolutie. Zij die tot dan de school met schenkingen hadden begunstigd, verloren veel van hun bezittingen. Op private schenkers kon niet meer worden gerekend. De school werd trouwens door de staat overgenomen. Haüy loodste handig zijn school tussen de klippen, in die woelige tijd en redde haar bestaan. Met Napoleon had hij minder geluk. Deze vond het, o.m. uit besparingsoverwegingen, niet nodig dat naast het eeuwenoude blindentehuis, “L’Hospice des Quinze-Vingt”, een afzonderlijke school voor blinden bestond. En hij voegde de school bij het tehuis. De nieuwe structuur beviel Valentin Haüy niet en in 1802 voelde hij zich genoodzaakt op te stappen. Intussen was zijn bekendheid doorgedrongen tot in Rusland. In 1803 kreeg hij van tsaar Alexander I een uitnodiging om in het verre St.-Petersburg, een blindenschool op te richten. Om verschillende redenen, waaronder moeilijkheden met zijn gezondheid, kon Haüy pas in mei 1806 naar Rusland vertrekken. Op weg daarheen kwam hij in Berlijn, waar hij de laatste stoot gaf voor de oprichting van een blindenschool, feit dat dan door August Zeune werd gerealiseerd. Zijn verblijf in Rusland werd een ontgoocheling. Hij kreeg slechts de kans om aan één blinde onderricht te geven. Als hij om meer leerlingen vroeg, antwoordde men hem met een ernstig gezicht dat er in Rusland verder geen blinden waren. En de ziende die hij tot blindenleraar moest vormen, was eerder lui en onbekwaam. Dan wijdde hij zich maar aan de opvoeding van enkele doven en hernam zijn studie over het telegrafisch doorseinen van boodschappen. Hij was ervan overtuigd dat zijn systeem om het even wie zou toelaten een boodschap te versturen of te ontvangen, zelfs als die opgesteld was in een taal die de seiner niet kende. Hij was werkelijk bezeten door de idee van een “pasigrafie”, een universeel schrift. Pas op 25 augustus 1817 kwam hij terug in Parijs. Hij was een oude, zieke en verbitterde man geworden. Zijn tweede vrouw, die hem naar Rusland vergezeld had, had hem intussen in de steek gelaten. Hij vond onderdak in de “Jardin du Roi”, waar hij een kamer ter beschikking kreeg in het bescheiden appartement van zijn broer, Abbé Haüy. Intussen had Lodewijk XVIII de Franse troon bestegen. Hij maakte de blindenschool, die Haüy destijds oprichtte, opnieuw los van de “Hospice des Quinze-Vingt” en verleende de school onderdak in een oud seminarie. Eindelijk mocht Haüy zich opnieuw in zijn school vertonen. Zijn gedragingen gedurende de Franse Revolutie waren er voordien de oorzaak van geweest dat hij zijn school niet meer had mogen betreden. Op 22 augustus 1821 werd er op de school voor hem een plechtige ontvangst georganiseerd. Onder de blinde zangertjes die voor de stichter van hun school een loflied zongen, bevond zich de twaalfjarige Louis Braille. Deze hulde deed de bejaarde Haüy veel goed. Maar hij was ziek en stierf kort daarop, nl. op 19 maart 1822. We weten niet of Haüy gedurende de plechtige ontvangst op “zijn” school, onder de zingende leerlingen Louis Braille opgemerkt heeft. We zouden het wel gewild hebben. Toch is het helemaal niet zeker dat Valentin Haüy – indien hij lang genoeg geleefd had om nog kennis te maken met het brailleschrift – er erg enthousiast over zou geweest zijn. Het brailleschrift vertoont immers geen gelijkenis met het alfabet van de zienden. En Haüy wou nu precies altijd, ook in het schrift, blinden en zienden zo dicht mogelijk bij elkaar brengen. Ondanks zijn visie op het blindenschrift, die duidelijk verschilt van de visie die Louis Braille later zou huldigen, is Valentin Haüy een buitengewoon verdienstelijk man geweest. Door het blindenonderwijs in het leven te roepen, heeft hij een pioniersdaad gesteld met enorm weldadige gevolgen voor de blinden van de hele wereld en van de eeuwen na hem. Bovendien heeft hij de gunstige omgeving geschapen, waarin het talent van Louis Braille zich kon ontplooien. Valentin Haüy verdient ten volle dat we hem dankbaar gedenken. Hij rust op Père Lachaise. 

Bron:Frans Oosterlinck
afb.:wikimedia
..afdb.:wikimedia

Populaire posts